Lezen van een begrotingstabel
De begroting is een akte waarin het Parlement jaarlijks alle geplande staatsuitgaven én alle ontvangsten die vereist zijn om deze te betalen, raamt en toestaat. De begroting bestaat uit een lijst van ontvangsten en uitgaven, in de vorm van een wet. In de praktijk worden de ontvangsten en de uitgaven evenwel in twee aparte begrotingswetten opgenomen:
- de Middelenbegroting voor de ontvangsten;
- de Algemene uitgavenbegroting voor de uitgaven.
De Middelenbegroting en de Algemene uitgavenbegroting zijn op dezelfde manier opgebouwd. Ze bevatten:
- wetsbepalingen;
- de krediet /ontvangstentabellen;
- verantwoordingen;
-eventueel een aantal specifieke bijlagen.
Hierna wordt een toelichting gegeven bij een krediettabel van de Algemene uitgavenbegroting.
De programmabegroting
De Algemene Uitgavenbegroting volgt een programmastructuur. Onder “programmastructuur” verstaat men de manier waarop de begrotingsartikelen in de algemene uitgavenbegroting verdeeld worden in gehelen of subgehelen volgens het “getrapte” schema hierna:
DEPARTEMENTALE SECTIES
ORGANISATIEAFDELINGEN
PROGRAMMA’S
BASISALLOCATIES
Onder “organisatieafdeling” (code 01 tot 99) verstaat men elk groot samenstellend deel van de departementale organisatie dat een belangrijk beheerscentrum uitmaakt (bvb. een algemene directie of een gelijkwaardige administratieve entiteit).
Onder “programma” (code 0 tot 9) verstaat men elk geheel van de activiteiten die, binnen elke organisatieafdeling, bijdragen tot de verwezenlijking van een gegeven doelstelling en de inzet vergen van begrotingsmiddelen.
Een “bestaansmiddelenprogramma” (code 0) bevat het geheel van de personeels-, werkings-, en uitrustingskosten van een organisatieafdeling.
Een “activiteitenprogramma” (code 1 tot 9) bevat het geheel van de specifieke kosten voor een welbepaald doel, met uitzondering van de uitgaven die al vervat zijn in het bestaansmiddelenprogramma.
Die activiteiten kunnen zijn:
- ofwel één van de permanent uitgeoefende opdrachten van de organisatieafdeling,
- ofwel een gelegenheidsopdracht toevertrouwd aan deze afdeling.
Een “activiteit” (code 1 tot 9) is de werkzaamheid of verrichting waaraan begrotingsmiddelen worden toegewezen en die, afzonderlijk of gegroepeerd, bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstelling van het activiteitenprogramma.
De “basisallocaties” vormen de uitsplitsing van de kredieten voor de programma’s volgens de economische classificatie (ESR 95), waarop de uitgaven worden aangerekend.
Begrotingstabellen
De begrotingstabel bestaat uit een lijst van uitgaven die de verschillende overheidsdiensten in de loop van een bepaald begrotingsjaar mogen doen. De tabel is opgebouwd volgens een vaste structuur, waarin per begrotingspost de kredieten zijn opgenomen in de vorm van programma's.
Ter illustratie volgt hier een voorbeeld uit de tabel voor het begrotingsjaar 2012, dat betrekking heeft op de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu (sectie 25).
Omschrijving van de uitgaven
-
Kolom (13) en (2)
In kolom
13 van
de tabel vindt men
een omschrijving van de goedgekeurde kredieten.
De
structuur van de kredieten is vast met
verschillende onderverdelingen (kolom 2):
- OA =
organisatieafdeling;
- PA = programma-activiteit;
- BA
= basisallocatie.
-
Organisatieafdeling (voorbeeld:
OA 51 –
DG1-Gezondheidszorgvoorzieningen)
Onder
organisatieafdeling verstaat men elk groot onderdeel van een
departementale
organisatie (= FOD/POD) die een op zichzelf staand beheerscentrum
vormt. Het
gaat meestal om algemene directies
.
-
Programma (voorbeeld:
0
Bestaansmiddelenprogramma)
Aan
elke organisatieafdeling zijn een of meerdere programma’s
verbonden, die
gedefinieerd kunnen worden als een geheel van uitgaven. Men maakt een
onderscheid tussen de bestaansmiddelenprogramma’s die nodig
zijn om de
personeels-, werkings- en uitrustingskosten van een organisatieafdeling
te
dekken, en de activiteitenprogramma’s, die de uitgaven
groeperen die specifiek
verbonden kunnen worden met de activiteiten van een organisatieafdeling
en die
gericht zijn op de realisatie van bepaalde
beleidsdoelstellingen.
Het is
belangrijk om weten dat de machtiging van de wetgever tot het doen van
uitgaven
zich juist situeert op het niveau van de programma’s
.
-
Programma-activiteit (voorbeeld:
2 Werkingskosten)
De
programma-activiteit betreft de nadere aanwijzing van een opdracht
binnen een
programma
.
-
Basisallocatie
(voorbeeld:
74.22.04
Investeringsuitgaven inzake de informatica)
De
basisallocatie is het kleinste onderdeel van de structuur, dat
overeenstemt met
een welbepaald krediet of een welbepaalde gemachtigde uitgave
.
De eerste vier cijfers van de basisallocatie
geven een aanduiding van de economische aard (economische code) van de
verrichtingen ten laste van het betrokken krediet; deze maken een
hergroepering
van de staatsuitgaven mogelijk (de zgn. economische hergroepering); de
laatste
twee cijfers betreffen enkel een volgnummer
:
voorbeeld:
- 74:
Verwerving
van overige investeringsgoederen, waaronder onlichamelijke zaken;
-
22:
Bijdragen
in toevallige exploitatieverliezen van overheidsbedrijven (pro memorie).
-
Kolom (4)
Aangevraagde vastleggingskredieten voor 2012.
-
Kolommen (5) en (8)
Aangepaste vastleggingskredieten en
vereffenings- of
ordonnanceringskredieten voor 2011 = toestand na de eerste en
tweede aanpassingen + de herverdelingen van basisallocaties,
de bij koninklijk besluit getransfereerde of verdeelde kredieten,
de begrotingsberaadslagingen van de Ministerraad en de
herramingen van de veranderlijke kredieten van de
begrotingsfondsen op 31 oktober 2011.
-
Kolommen (6) en (9)
Verwezenlijkingen 2010.
-
Kolom (7)
- Aangevraagde vereffeningskredieten voor 2012.
- Geraamde betalingen.
-
Kolom (10)
- ks : kredietsoort;
- lim : “gewone” (limitatieve) kredieten;
- fon : veranderlijke kredieten van de organieke fondsen;
- tot : lim + fon.
-
C: uitgaven bestemd voor de
financiële dienst van geprefinancierde uitgaven;
R: uitgaven volledig beschouwd als wetenschappelijk onderzoek of als
wetenschappelijk dienstbetoon;
I: uitgaven volledig beschouwd als overheidsinvestering;
P: transfer (geheel of gedeeltelijk) naar een "parastataal";
-
Kolom (12) : G =
“gendercode”
- 0: niet meegedeelde
informatie;
- 1: uitgaven die geen
genderdimensie bevatten;
- 2: uitgaven met betrekking tot de acties om gelijkheid van
mannen en vrouwen te verwezenlijken;
- 3: uitgaven die een genderdimensie bevatten.
Nummer basisallocatie
In
kolom 2 van de tabel staan de nummers van de basisallocaties vermeld.
Deze nummers worden gevormd op basis van de codes van bovenvermelde
onderverdelingen.
In ons voorbeeld
wordt
dit:
Sectie (2 cijfers): 25:
FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu
Organisatieafdeling (2 cijfers):
51 : DG1 –
Gezondheidszorgvoorzieningen
Programma (1 cijfer):
0:
Bestaansmiddelenprogramma
Activiteit (1 cijfer):
2:
Werkingskosten
Basisallocatie (6 cijfers): 74.22.01:
Investeringsuitgaven inzake de informatica
De eerste vier cijfers van de basisallocatie geven een aanduiding van
de
economische aard van de verrichtingen ten laste van het betrokken
krediet; deze maken een hergroepering van de staatsuitgaven mogelijk
(de zgn. economische hergroepering):
Het
eerste
cijfer
geeft de economische aard van
de verrichting weer:
1 tot en met 4: lopende verrichtingen
5 tot en met 8: kapitaalverrichtingen
9: rijksschuld
0: economisch niet verdeelde ontvangsten en uitgaven
Het
tweede
cijfer
geeft aan of het om een
ontvangst of om een uitgave gaat:
1 tot en met 5: uitgaven
6 tot en met 9: ontvangsten
Het
derde en vierde
cijfer
geven de meer gedetailleerde
economische aard weer.
Het
vijfde en
zesde
cijfer
geven de numerieke volgorde van
de basisallocaties aan.
Kredietsoort
In kolom 3 "ks" wordt
aangegeven of de kredieten "gewone" kredieten (limitatief) zijn dan wel
variabele kredieten (fon)
.
De gewone (limitatieve) vastleggingskredieten
De
begroting bevat vastleggingskredieten ten belope waarvan bedragen
kunnen worden
vastgelegd uit hoofde van verbintenissen die ontstaan of worden
gesloten tijdens het
begrotingsjaar en, voor de recurrente verbintenissen waarvan de
gevolgen zich over
meerdere jaren voordoen, ten belope van de tijdens het begrotingsjaar
opeisbare sommen.
Onder recurrente verbintenissen behoort te worden verstaan
verbintenissen zoals wedden,
pensioenen, abonnementen of huurgelden, die gespreid over verschillende
jaren gevolgen
hebben en waarvan de aanrekening op het jaar waarin ze ontstaan, een
last zou zijn die
daarmee geen economische band heeft.
De gewone (limitatieve) vereffeningskredieten
De begroting bevat vereffeningskredieten ten
belope waarvan tijdens het begrotingsjaar
bedragen kunnen worden vereffend uit hoofde van de rechten vastgesteld
in uitvoering van
voorafgaandelijk vastgelegde verbintenissen.
De niet-FEDCOM departementen werken in de overgangsfase echter niet met
de
vereffening op grond van de vastgestelde rechten, maar met de
ordonnancering ten laste
van met ordonnanceringskredieten gelijkgestelde vereffeningskredieten.
De variabele vastleggings- en
vereffeningskredieten
Kredieten van organieke begrotingsfondsen die
variëren in functie van de geïnde
toegewezen ontvangsten op de overeenkomstige posten van de
middelenbegroting.
Eventueel wordt met het beschikbare saldo van het vorige jaar rekening
gehouden.
Specifieke krediettypes
Bijkredieten lopend jaar
Een
in de loop van het begrotingsjaar door de Kamer goedgekeurd krediet om
de initieel
ingeschreven vastleggings- of vereffeningskredieten aan te passen
(verhogen).
Aanvullende kredieten
Bijkomende
kredieten die toegekend worden door de wet tot goedkeuring van de
algemene
rekening van het algemeen bestuur (rekeningenwet) om vastgestelde
kredietoverschrijdingen achteraf te regulariseren.
Provisionele kredieten
Kredieten
die jaarlijks in de begroting worden ingeschreven (meestal bij de FOD
Budget en
Beheerscontrole) om voorzienbare bijkomende uitgaven te dekken, maar
waarvan het
precieze bedrag afhangt van onzekere evoluties en de juiste verdeling
over de diverse
departementen nog niet kan gebeuren (bvb. de stijging van het
indexcijfer van de
consumptieprijzen en de sociale programmatie). Op basis van een
algemene wetsbepaling in
de algemene uitgavenbegroting mogen deze kredieten dan in de loop van
het jaar, met een
koninklijk besluit en met het akkoord van de Minister van Begroting,
volgens de behoeften
verdeeld worden over de betrokken departementen en
programma’s.
Bedrag van het krediet
Vanuit de bekommernis
om de evolutie van de kredietuitgaven te kunnen volgen, bevat de
begrotingstabel naast de kredieten van het betrokken begrotingsjaar ook
de
cijfers van de twee voorafgaande begrotingsjaren. Bovendien wordt een
onderscheid gemaakt tussen de vastleggingskredieten (kolommen 4 tot 6)
en de
vereffingskredieten (kolommen 7 tot 9).
Jaar X:
De kolom "initieel" (initiële
begroting) omvat de eigenlijke kredieten, m.a.w. de gemachtigde
uitgaven voor
het betrokken begrotingsjaar, die het voorwerp zijn van de goedkeuring
door de
Kamer (voorbeeld: het vastleggingskrediet voor de basisallocatie
25/51.02.12.11.01
-
Aankoop van niet-duurzame
roerende goederen en diensten
– bedraagt 79
duizend EUR in de initiële
begroting 2012).
Jaar X-1:
De kolom "aangepast" (aangepaste begroting) bevat ter
informatie de aangepaste kredieten van het jaar dat
voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar. Ze zijn het resultaat van
de jaarlijkse begrotingscontrole. Deze cijfers geven reeds een
preciezer beeld van de uitgaven die voor een bepaald begrotingsjaar
werden begroot.
Jaar X-2:
In de kolom "realisaties" worden ten slotte de uitgaven
vermeld
die daadwerkelijk zijn
gerealiseerd in een bepaald begrotingsjaar. Deze cijfers
vergemakkelijken de beoordeling en interpretatie van de cijfers voor de
latere jaren.